Claudia

Vaak blijft het gaan zorgen voor een ander een impliciete verwachting die niet uitgesproken wordt maar wel stilzwijgend wordt verwacht.

Claudia vertelt hoe de belofte om voor haar schoonvader te gaan zorgen jaren impliciet in de lucht hing, maar pas tijdens het sterven van haar schoonmoeder uitgesproken werd.

‘Ik heb mijn schoonmoeder beloofd om voor mijn schoonvader te zorgen. Dat heeft ermee te maken dat, toen wij leerden dat onze jongste zoon Jeroen autistisch was, zij dingen ging herkennen bij haar eigen zoon (dus mijn man), maar ook bij haar man (dus mijn schoonvader).
Mijn schoonouders hadden heel veel bonje. Maar toen zij wist wat er met Jeroen aan de hand was en het zo terugzag en dacht: “o, dat heeft hij misschien ook wel. Ze heeft borstkanker gehad en heel lang hartklachten, zij heeft veel langer geleefd omdat ze hem niet alleen kon laten. “Als ik doodga, wat moet er met die man?” Ik heb dat gezien en dacht: dat moet ze loslaten. Gaandeweg ging ik daar wat in betekenen, want ja, het is mijn schoonvader, die goede man die kan er ook niets aan doen. Ik geloof dat ze vier of vijf jaar langer heeft geleefd omdat ze zich zo verantwoordelijk voor hem voelde. Het gevoel dat ze hem niet kon loslaten. En echt, op het laatst, toen ik haar zei dat ik voor hem zou gaan zorgen, was ze binnen 24 uur overleden!

Ik had niet zoveel met mijn schoonvader, want ja, die was heel plichtsgetrouw en kon niet omgaan met mensen. Maar nu voelde ik me ineens verantwoordelijk voor hem. Ik heb met hem kleren gekocht, ben met hem naar het ziekenhuis gegaan, ik moest zijn nagels gaan knippen. Als je aan de ene kant beloofd hebt om voor iemand te zorgen, maar aan de andere kant je eigen normen en waarden over dingen zo anders zijn …

Mijn schoonmoeder had hem wel voorbereid om voor zichzelf te zorgen zoals te gaan koken. Maar het gemak waarmee hij het dus maar bij mij neerlegde … En ik vind het voor mezelf lastig omdat hij in het ziekenhuis overleden is. De laatste keer dat ik hem aan de telefoon heb gehad was ik best wel geïrriteerd. Hij had die dag al vier keer gebeld, ik was er wel een beetje klaar mee. En ik kon over het algemeen echt wel de knop omzetten, als zijnde dat het ‘gewoon’ een cliënt was en daar dan professioneel mee omgaan. Maar vier keer bellen op een dag …
De volgende dag kreeg ik een telefoontje dat ie in het ziekenhuis was opgenomen, dat ie met de ambulance was afgevoerd. Maar het was de begintijd van corona, dus ik kon niet naar het ziekenhuis, want dan neem ik het virus misschien wel mee naar het verpleeghuis, dus daar had ik ook een verantwoordelijkheidsgevoel over. Terwijl, elke keer als mijn man op bezoek ging in het ziekenhuis, hij naar mij vroeg. Hij is doodgegaan zonder dat ik hem ooit nog heb gezien. Niet dat ik er wakker van heb gelegen, maar het heeft me als mens wel wat gedaan. Zo van: ik heb iets beloofd.

Toen ik die laatste dag zag dat mijn schoonmoeder zo aan het worstelen was, vroeg ik wat zij nodig had om te gaan. “Dat ik weet dat iemand voor hem zorgt. Zou jij voor hem willen zorgen?” Toen heb ik ja gezegd. Dan kon zij tenminste rustig overlijden. Ik dacht dat zien we dan wel weer. Maar hij had haar dáárna nog gesproken en zei hij tegen me: “Jij hebt beloofd dat jij voor mij gaat zorgen, hè.” Nou, kom daar dan maar eens onderuit. Ik heb niet het gevoel dat ik in dingen tekort ben geschoten in die jaren dat ik voor hem zorgde, maar het was wel een belasting. Bijvoorbeeld op zondag dacht ik, o hij is nog niet geweest dit weekend. Het was nog een vitale man, hij fietste en tenniste nog en ging bij Jan en alleman langs. Dus helemaal niet gek dat hij niet ieder keer zou komen, maar je bent er dan zo mee bezig. Ik deed bij hem eigenlijk hetzelfde als ik bij Jeroen doe, die houd ik ook constant in de gaten. Mijn schoonvader is nu anderhalf jaar geleden overleden, uiteindelijk heb ik drieënhalf jaar voor hem gezorgd. Dat heeft wel iets gedaan in mijn leven. Als die belofte er niet was geweest, dan denk ik dat ik meer afstand had gehouden. Ondanks dat ik van zijn autisme wist, had ik gedacht: ach, ik zie wel wanneer hij komt. Dan had ik het meer bij zijn zoons gelaten, het is jullie vader. Als het nodig is wil ik wel wat doen, maar ik vind eigenlijk dat het bij jullie ligt. Maar nu was het soms andersom. Dat maakt dat je je ook heel bewust moet zijn van wat je van een ander vraagt, want je kunt het allemaal niet overzien.

Ik heb het drieënhalf jaar volgehouden en ervaren als verantwoordelijkheid. Toen hij overleden was, mocht ik van mezelf denken: het is volbracht, nu hoeft het niet meer. Op de begrafenis kon ik ook uitspreken: jij bent nu waar je wilde zijn, bij je vrouw, en nu kan ik het loslaten. Toen was het cirkeltje rond. Nu we het er samen zo over hebben, besef ik eigenlijk pas wat er gebeurd is. Op dat moment ga je dat gewoon doen. Ik heb in die jaren mijn schoonvader wel beter leren kennen en begrepen waar mijn schoonmoeder tegenaan liep. Het voelde als een verplichting, want ik moest er voor hem zijn. Bijvoorbeeld, kunnen we wel zo lang op vakantie? Het was wel constant in mijn leven, maar ik heb niet het gevoel dat ik iets in mijn leven gemist heb. Het heeft geholpen dat ik mijn werk had. Als ik meer tijd had gehad, was het misschien moelijker geweest om grenzen te stellen.
Ik heb hem beter leren waarderen, ik wist dat er altijd wrijving was geweest tussen hem en zijn zoons, en doordat ik hem beter heb leren kennen heb ik daarin kunnen bemiddelen en kunnen uitleggen wat autisme is. En mede daardoor kijken ze niet meer met rancune naar hun vader, hun moeder had dat niet voor elkaar gekregen.’