De belofte om voor iemand te gaan zorgen kan een paar jaar behelzen, maar het gebeurt ook dat het een heel lange periode duurt. Albert is inmiddels een zestiger en hij vertelt hoe de belofte aan zijn vader om voor zijn moeder te zorgen van invloed is geweest op zijn leven totdat zijn moeder twaalf jaar geleden overleed.
‘Ik ben in 1961 geboren, mijn vader kreeg in 1970 voor de eerste keer kanker. Dat hebben ze toen weg kunnen krijgen en hij heeft anderhalf jaar weer voor de boerderij kunnen zorgen. Uiteindelijk is het weer teruggekomen en in 1974 is hij overleden, toen was hij 46 jaar. Het laatste jaar, hij had longkanker, was hij steeds benauwder. Hij heeft nog een week in het ziekenhuis gelegen en is daar gestorven. Mijn moeder heeft me later verteld, dat wist ik niet, dat ik de oogappel van mijn vader was. Toen begreep ik wel dat dat de reden was geweest dat ik daar nog één keer ben geweest. De anderen zijn niet meer in het ziekenhuis geweest de laatste week. Ik was even alleen met hem en toen vroeg hij aan mij: “Wil je goed voor mama zorgen?” Dus niet in een belofte in de zin van ‘ik zal’, hij vroeg het aan mij. Als je daar staat, zul je misschien wel ook wel dingen zeggen, maar dat is toch wat anders dan dat het gevraagd wordt. Je kunt dan bijna niet anders.’
Albert was begin 50 toen zijn moeder overleed. Hij is al die jaren in hetzelfde dorp blijven wonen, waarvan de laatste jaren zelfs in het ouderlijk huis dat uit twee woongedeelten bestond, maar wel met een verbindende tussendeur. Tijdens de begrafenis van zijn moeder heeft hij gespeecht en voor het eerst vertelde hij aan zijn familie en vrienden over zijn belofte aan zijn vader.
‘Ik heb de toespraak die ik hield bij het overlijden van mijn moeder hier bij me, dat is nu twaalf jaar geleden. Het laatste stukje zal ik voorlezen: “Het overlijden van papa heeft een onuitwisbaar effect op ons allen gehad. Ook door hoe we daar mee omgingen. Het feit dat je je man verloor, heb je een deel van je persoonlijkheid laten worden. Je probeerde vader en moeder tegelijk zijn, dat gaat nu eenmaal niet. Door je kracht en doorzettingsvermogen heb je heel veel gepresteerd (…). Je maakte het mogelijk dat we allemaal konden studeren, voor die tijd een grote opgave (…). Kort voor papa stierf ben ik bij hem geweest. Ik weet dat nog als de dag van gisteren. Als 13-jarige jongen stond ik daar. Papa vroeg mij of ik goed voor jou, ma, wilde zorgen. Natuurlijk beloof je dat dan. Slechts een enkeling heb ik dat ooit verteld, die belofte heb ik elke dag met me meegedragen. Soms kon ik er gemakkelijker een invulling aan geven en soms had ik het daar moeilijker mee. Papa vergeef me voor alle keren dat ik daarin gefaald heb. En nu is het klaar en voorbij, jullie zijn nu weer samen, nu kun je weer zelf voor haar zorgen.”
Ik weet nog dat we terugliepen van de begrafenis van mijn moeder – dus nu twaalf jaar geleden – en toen zei mijn zus, die wist ook niet dat ik dat beloofd had: “Nou, nu valt er wel een last van je schouders” en “Je had dat niet zo letterlijk op moeten pakken.” Dan denk ik van: ja, ik kan het goed met mijn zus vinden, maar dat zijn nou dingen, daar zitten we verschillend in, daar ga ik het niet met haar over hebben. Je eigen vader, op zo’n moment …
Het hield me elke dag bezig, bij wijze van spreken, bij alle belangrijke beslissingen was de belofte wel een thema. Ik kon niet goed met mijn moeder overweg, dus er waren irritaties en botsingen. En toch ging ik naast haar wonen. Dan kon ik voor haar zorgen in de zin van materieel en financieel en haar in de gaten houden. Ze was een heel zelfstandige vrouw, maar als er wat was, dan was ik dichtbij. Ik weet niet of ik zonder die belofte naast mijn moeder zou zijn gaan wonen. Misschien ook wel, het huis was in tweeën verdeeld. Ik had binding met de boerderij en vond het een prachtige plek om ook mijn kinderen op te laten groeien.’
Albert vertelt me nu over zijn belofte, terwijl hij er vele jaren zo goed als alleen mee heeft rondgelopen. Alleen zijn vrouw en zijn beste vriend wisten ervan.
Ik wil dit graag aan je vertellen voor je boek om eventueel steun te zijn voor mensen die er mee worstelen, die de last voelen terwijl ze daarvoor uit hun omgeving geen steun krijgen. Of bang zijn om die niet te krijgen.