Nabestaande

In de media verschijnen zo nu en dan verhalen van echtparen die samen gestorven zijn. Maar dit zijn uitzonderlijke situaties en welke keuzes hierachter schuilgaan wordt niet vermeld. Ik heb geen idee of dit vaak voorkomt of dat veel mensen dit wensen.

Over deze wens heb ik een nabestaande gesproken:

Agnes en ik hadden min of meer de afspraak dat als het einde voor haar kwam, dat we samen zouden gaan. In 2002 was er iets mis met haar baarmoederhals en dat is medisch gezien een beetje uit de hand gelopen, nogal heftig. Dus rond 2004 was het duidelijk dat ze niet heel oud zou worden. Ze heeft het volgehouden tot 2014, dat verbaasde medici. Maar rond die tijd, ergens rond 2004, hebben we daar al over gesproken. En hoe stappen we er dan uit. Daarin zijn we vrij ver gegaan. Het was alleen niet meer uitvoerbaar. Zij ging op een geven moment weer het ziekenhuis in. Toen kwam ze er niet meer uit, dus dat voornemen om samen te sterven, kon niet meer uitgevoerd worden. Al heb ik redelijk mijn best gedaan om op dezelfde tijd dood te gaan. Ik verwaarloosde mezelf, ik stopte met eten. Als ik moest autorijden at ik een Nuts, voor de rest haalde ik mijn calorieën uit de witte wijn. Dat is lekker hoor, het is een prachtige manier om dood te gaan. En geloof me, ik heb de dood in de ogen gekeken. Wat maakt dat ik nu nog leef? Géén idee! Maar het schuldgevoel blijft. Over die belofte, want het was een belofte om samen te gaan. Ja, zo voelt het wel. Het was een proces, want ik wilde niet zonder haar leven. Het was geen verlangen van haar kant, maar ze ging er wel in mee, terwijl ik fysiek gezond was. We waren heel lang samen, op drie maanden na zijn we 45 jaar getrouwd geweest.

Ik had eigenlijk al afscheid genomen van het leven, ik ben zelfs opgenomen geweest in het ziekenhuis. Hé hé, eindelijk rust. Voor mij is het over na de dood, ik maak me zelfs zorgen als dat niet zo zou zijn. Dan zou ik ook mijn moeder weer moeten ontmoeten. Dat wordt dan bonje in het hiernamaals. Het was niet de drang om naar Agnes toe te gaan, maar het was over, het was klaar, het was heerlijk donker. Maar er zat blijkbaar nog een lijntje met het leven, ik werd weer wakker! En toen, toen dacht ik aan de poes, het liep tegen oudjaar en dat beestje kon helemaal niet tegen vuurwerk. Dus ik heb mezelf met behoorlijk wat moeite uit het ziekenhuis gepraat, met hulptroepen om mezelf uit bed te hijsen. Ik kan dat voor mezelf totaal niet verklaren. Het was zo heerlijk rustig om dood te gaan, het was fantastisch. Of dat de tweede keer weer is, weet ik niet. Er komt natuurlijk een tweede keer.

Mijn partner is overleden en ik leef nog. Ik voel me er nog schuldig over. Maar ik heb toch weer mijn weg gevonden, ben toch weer gelukkig geworden. Hoe gaat zo iets, zelfs een tweede keer. Ik weet niet of het veerkracht is, ik weet het niet, ik weet het echt niet. Op zich een belachelijk verhaal, als je blij bent dat je doodgaat. Of blij, ik was ook niet blij, ik vond het prima, lekker rustig. Ik heb nog liggen denken: och, al die dingen waar ik me zorgen over maakte. De snelweg wordt misschien verbreed en kunnen we dan ons huisje houden. Dat is allemaal niet meer van belang, dat is allemaal over. Ik ben nu acht jaar verder. Dit is een belofte die nog meeloopt in mijn leven, hij is nooit helemaal weg. Maar het is niet zo dat ik er elke dag aan denk. Ik schaam me wel, naar mezelf. Luister, dat is calvinisme. Ik liep een tijdje bij een psycholoog en toen hadden we het ook over dat soort dingen. En toen zei ze: “Weet je waarom je teruggekomen bent? Omdat je nodig bent.” Toen zei ik: “Sorry hoor, daarvoor zitten er nog te veel zwarte krassen in mijn lijf, dat ga ik nooit zeggen.” Dat krijg ik mijn mond niet uit. Nee, sommige dingen blijven. Waarom ben ik teruggekomen? Om Grietje, mijn tweede vrouw? De eerste keer dat ik wakker werd, heb ik niet aan een nieuwe liefde gedacht. Toen heb ik aan Truusje, de poes, gedacht.’