Peer is gepensioneerd organisatieadviseur. Hij deelt een casus uit het verleden die hem nog helder voor de geest staat en welke hem geholpen heeft in zijn verdere werkzaamheden.
‘Ik begeleid een eigenaar van een gerenommeerd en florerend assurantie- en administratiekantoor met goede naam en veel vaste klanten. Het is een familiebedrijf waarin nu de derde generatie aan zet is, met twee broers en een zus. Kees, 61 jaar, is statutair niet de baas, maar wel de primus inter pares, hij doet de commerciële tak van de zaak en heeft de klantencontacten. Heeft twee zonen. Henk is 58 en is de boekhouder en runt vooral het administratiekantoor en heeft nauwelijks klantencontacten. Hij doet de boekhouding goed, maar communiceert slecht. Hij is gehuwd en heeft ook twee zonen. Zus Betsie is 55 jaar, werkt parttime, heeft vooral taken achter de schermen, houdt zich bezig met hr van de ongeveer vijftig medewerkers. Betsie is getrouwd met een geslaagde zakenman en heeft drie dochters en een zoon.
Ik word benaderd door Kees om mee te denken over de toekomst van het bedrijf. Henk en Betsie vinden het zonde van het geld dat Kees mij als externe inhuurt om zaken te gaan regelen, maar willen ook niet met z’n drieën rond de tafel.
Beiden zonen van Kees hebben belangstelling om na zijn pensioen de zaak over te nemen. Maar het zijn geen helden, het ondernemingsbloed druipt er niet van af. De twee zonen van Henk hebben geen belangstelling, zij zijn vooral gericht op het leiden van een luxeleven op kosten van pa. En de vier kinderen van Betsie zijn absoluut niet in deze zaak geïnteresseerd, zij zijn gericht op de zaken van hun vader. Betsie ontdekt dat er veel verloop is bij de vrouwelijke medewerkers bij Henk op de afdeling. In eerste instantie krijgt ze de vinger er niet achter, daarna vangt ze verhalen op en ervaart ze veel angst door ongewenst gedrag van Henk. Met deze kennis doet ze niks, ze deelt het niet met Kees of Henk, het zijn alle drie solisten die hun werk doen en nauwelijks iets met elkaar delen. Kees heeft meer kritiek dan voorheen op Henk; hij heeft er steeds meer last van dat hij veel alleen moet doen en voelt dat hij de opvolging moet gaan regelen. Kees weet niks van de seksuele intimidaties, denkt dat het verloop onder de vrouwelijke medewerkers groot is ‘want die wisselen nou eenmaal veel van baan’.
Op een dag komt een oudere medewerkster naar Kees en vertelt hem over de intimidatie en dat Betsie hiervan afweet, maar haar kop in het zand steekt. Kees schrikt enorm en zoekt contact met mij. Ik adviseer hem om nu de koe bij de horens te pakken en met Henk en Betsie rond de tafel te gaan zitten. Dit roept wederom weerstand op bij Kees want: “Ik heb op het sterfbed van mijn vader beloofd die twee binnenboord te houden.” Vader vond Henk ongeschikt voor het bedrijf en Betsie was alleen maar bezig met het bedrijf van haar man. Maar het moest, zo vond hij, want: “Het is een familiebedrijf en de goede naam moet in stand blijven, en wat moeten de klanten er anders wel niet van denken.”
“Help”, zegt Kees, “wat moet ik doen?”
Ik weet het ook niet en stel voor om er een nachtje over te slapen. Op kantoor bespreek ik de situatie met mijn collega die net een cursus heeft gevolgd over familieopstellingen. We spreken de situatie door en concluderen dat deze belofte voor niemand goed is, iedereen lijdt hieronder. De belofte moet teruggegeven worden. Samen met mijn collega oefen ik hoe ik me ga opstellen om Kees te helpen.
Ik ga naar Kees toe en neem een koffertje mee. Ik leg hem uit wat ik wil gaan doen en zeg hem dat ik zijn vader speel. Ik wil dat hij mij de belofte doet om Kees en Betsie binnenboord te houden en geef hem de koffer; de koffer als metafoor van de belofte.
Kees kan nu kiezen om de koffer terug te geven en er iets bij te zeggen. Of hij blijft met de koffer staan en aanvaardt zijn lot.
Kees voelt de loodzware koffer, ik zeg: “Je mag er mee doen wat je wilt.”
Ik heb nog nooit zo’n agressie gezien! Zó hard smeet hij de koffer terug in mijn armen en riep: “pa, ik kan het niet meer!” En toen was het stil. En Kees zucht: “Dat lucht op.” “Nou”, zei Kees, “nou gaan we het aanpakken. Bevrijd van het moeten. Ik ga met ze aan tafel zitten, dat wat er gebeurd is kan niet en ik vind dat we dit met z’n drieën moeten oplossen, want dit schaadt ons bedrijf.” Gedrieën zijn ze aan tafel gaan zitten, zonder mij. Dat kon hij, dat durfde hij, hij was bevrijd. Hij kwam erachter dat als hij niks had gedaan, ze met z’n allen als bedrijf ten onder waren gegaan. Hij kon er niet meer tegen, het verziekte de zaak. En de klokkenluider verwachtte ook iets van hem.
Door de belofte terug te geven, kon hij zijn belofte waarmaken. Ze hebben samen goede afspraken gemaakt waardoor het binnenboord houden gelukt is. Met een goede afkoopregeling, zonder gezichtsverlies. Pa was bang dat het niks zou worden met Henk, dat is niet de waarheid geworden, want hij heeft een goede regeling gekregen. Henk stopte vervroegd, één van zijn zoons wilde een kans om iets in het bedrijf te doen. Maar hij kwam zelf tot de ontdekking dat het niks voor hem was. Betsie bleef parttime personeelswerk doen. Eén van de zoons van Kees werd opgeleid voor het bedrijf en er is een externe directeur aangenomen.
De reden dat ik deze casus wil delen is dat ik merkte dat er veel spanning in het bedrijf zat, maar in eerste instantie er maar niet achter kwam wat er allemaal speelde. Ik wist dat Kees worstelde met de rol van Henk in het bedrijf, hij was een blok aan zijn been, hij had daar last van. Van zijn zus had hij weinig last, zij deed haar werk goed, maar daar had hij niet veel aan. Dus hij koos mij als sparringpartner. Toen ik die zwaarte en spanningen ontdekte begon mijn zoektocht naar wat de oorzaak was.
Bij andere casussen heb ik zelden ontdekt wat erachter zat, maar dat zie ik niet als gemiste kansen. Ik heb die klussen goed gedaan en ben tevreden met de resultaten, “het water was hoog genoeg”.*
Na deze situatie heb ik wel meerdere keren dieper en directer doorgevraagd. Maar nooit gevraagd of er een belofte achter zat.’
*Dit is een metafoor: een boot vaart door het water en als het water hoog genoeg staat, raakt die niet de bodem waar puin ligt. Zolang het water hoog genoeg is, raak je het puin niet, maar als het water zakt, komt er een probleem. Of je moet zorgen dat het water hoog genoeg blijft staan, óf je moet puin gaan ruimen.