Yvonne is huisarts. Zij vertelt hoe zij zich als arts gevoeld heeft toen de euthanasie anders verliep dan van tevoren besproken was en wat ze geleerd heeft van deze situatie.
‘Deze casus gaat over mijn belofte aan een weduwe van 80+. Haar man was niet zo lang voordat ik geregeld visites bij haar deed overleden, bij hem was euthanasie uitgevoerd, hij had een andere huisarts. Ik werkte destijds twee dagen per week samen met een collega(praktijkhouder).
Bij deze dame deden we visites voor onder andere bloeddrukcontroles, ze had een slechte nierfunctie en een ongeneeslijke beenmergaandoening die aanleiding gaf tot terugkerende bloedarmoede.
Mevrouw gaf al vrij snel aan dat ze er de voorkeur aan gaf dat ik bij haar de visites kwam doen, ze ervaarde een minder goede klik met de andere collega. Ze had lang met haar man in de tropen gewoond en had veel voorwerpen in huis uit Afrika, waar ik ook gewoond en gewerkt heb, en daar hadden we het dan over. Ze was intellectueel, had twee volwassen kinderen, die betrokken waren, maar ik heb ze nooit ontmoet. Daar was ook geen reden toe, mevrouw regelde haar eigen zaken en ze was nog niet terminaal. Ik kwam er niet elke maand, maar wel geregeld.
Mevrouw ging langzaam achteruit en kwam steeds vaker in het ziekenhuis voor een bloedtransfusie vanwege extreme vermoeidheid. Mijn visites namen ook in frequentie toe. Op een gegeven moment in het voorjaar gaf mevrouw aan dat ze niet meer naar het ziekenhuis wilde, ze wilde geen bloedtransfusies meer. Ik zag ook aan haar dat ze achteruitging, ze zag steeds sneller bleek en was steeds sneller vermoeid. Ze gaf aan dat als ze weer zo moe zou worden, ze om euthanasie zou vragen. Bij een volgende visite herhaalde ze dit nog eens. In het gesprek dat ik met haar had was ze heel stellig in wat ze wilde; ik kon dat goed invoelen en beloofde dat ik er voor haar zou zijn. Haar vraag was op dat moment nog niet actueel, maar zou dat wel worden in de komende weken. Ik heb haar toen meteen verteld dat ik vanaf de volgende week vakantie had. Ik zou er op maandag nog zijn en daarna een kleine twee weken afwezig. In de tijd dat ik afwezig was zou ik de euthanasie niet uit kunnen voeren en ook de eerste dag na terugkomst niet, het zou die dag druk zijn in de praktijk en met name zou ik tijd nodig hebben om me voor te bereiden op de euthanasie: naar het uitvoeren van euthanasie moet ik toe groeien. Ook ga ik altijd de dag ervoor, en zelfs de dagen daarvoor langs voor gesprekken met de patiënt en met de naasten. Mevrouw was er niet blij mee dat ik op vakantie zou gaan. Haar euthanasievraag zou binnen deze periode actueel kunnen worden.
Ik heb dit met mijn collega besproken en afgesproken dat ik alvast vóór mijn vakantie het verslag zou maken voor de scen-arts en wat eventueel ook met de forensisch arts mee naar de officier van justitie moet gaan. Het verslag heb ik naar mijn collega gemaild en aangegeven dat ik het na mijn vakantie weer op kan pakken. Ik heb daarbij ook aangegeven dat ik op zijn vroegst de tweede dag na mijn vakantie de euthanasie uit zou kunnen voeren. Toen heb ik het kunnen loslaten.
In mijn tweede vakantieweek werd ik gebeld door mijn collega met de vraag of ik toch op die maandag, mijn eerste werkdag, de euthanasie zou willen uitvoeren. Ik moest even van die vraag bijkomen. Ik begreep van hem dat mevrouw het echt op die maandag wilde laten plaatsvinden en mevrouw kennende zou ze inderdaad willen dat het gebeurt op het moment dat zij hiervoor uitkoos. Ik heb toen nogmaals aangegeven dat ik de euthanasie niet op mijn eerste werkdag uit kan voeren. Ik zou die dag in gesprek kunnen gaan met mevrouw en haar familie, maar heb toch minstens een dag nodig om er dan naar toe te leven.
Mijn collega heeft uiteindelijk de euthanasie zelf op de bewuste maandag uitgevoerd. Ik weet niet hoe hij het met de patiënt en familie gecommuniceerd heeft, ik heb hem pas twee dagen later gesproken: het was goed gegaan. Het toeleven naar het uitvoeren van een euthanasie houdt me altijd flink bezig en daarnaast heb ik tijd nodig voor contact met de patiënt en de naasten, om ernaar toe te groeien. Als ik de euthanasie zou uitvoeren, dan zeker niet op mijn eerste werkdag. Mijn collega had dit met de patiënt kunnen bespreken, ik weet niet of en hoe dit besproken is.
Uiteindelijk is bij deze mevrouw de euthanasie uitgevoerd door iemand anders dan ze oorspronkelijk voor ogen had. Ze had geen ziektebeeld waarbij het een kwestie van dagen was, maar mevrouw ervaarde dat blijkbaar wel zo.
Dit voorbeeld van een ‘belofte’ kwam bij me op, omdat ik het er vaak met deze mevrouw over had gehad dat – als het voor haar niet meer dragelijk zou zijn – ik er in mee kon gaan dat ze euthanasie zou krijgen. Ik had het haar beloofd, maar wel voorwaarden kenbaar gemaakt, met name had ik benoemd wanneer het voor mij mogelijk zou zijn. Misschien heb ik dit niet duidelijk genoeg besproken of uitgelegd wat mijn beweegredenen waren.
Ik had het voor haar ‘mooier’ willen afsluiten. Ze had met mijn collega geen goede klik, het waren heel verschillende karakters, en een band bouw je ook niet op binnen een week. Ook al heeft ze zelf voor die maandag gekozen, ik had haar een ‘vertrouwder’ afscheid gegund. Waarschijnlijk was mijn aanwezigheid toch minder belangrijk voor haar dan ik zelf dacht. Ik heb geen zicht op welke gesprekken er gevoerd zijn in de week ervoor met mijn collega. Ik heb ook geen contact gehad met haar kinderen. Enfin, het is mogelijk niet het afscheid geweest dat ik met haar besproken had, maar misschien ook wel.
Door deze ervaring ben ik nog duidelijker naar patiënten en familie toe in wat ik wel of niet kan en wil. Sommige mensen hebben duidelijk een bepaalde datum voor ogen voor de euthanasie, omdat ze daar een reden voor hebben, dan weet je dat ruim van tevoren en kun je je erop instellen en ernaar toe leven en werken. Maar soms willen mensen ineens dat het heel snel gebeurt. Ik ben tijdens het acp-gesprek altijd heel duidelijk dat als het verzoek om euthanasie actueel wordt, dat er wel een week overheen kan gaan, omdat er veel geregeld moet worden. Ook geef ik aan dat ik het het liefst aan het einde van de middag wil uitvoeren, zodat ik niet terug naar de praktijk hoef voor andere patiënten. Wel wil ik het tijdens kantooruren uitvoeren, omdat er medicatie van de apotheek moet komen en ook weer teruggebracht moet worden. In de dagen ervoor ga ik dan vaak meerdere keren nog op bezoek om zaken door te spreken met de patiënt en de naasten.
De beloftes die je daarover maakt, daarvan moet je jezelf heel goed realiseren wat je zelf wilt en kunt waarmaken. Daar moet je duidelijk over zijn. In die belofte zit een begrenzing. Je moet dat herhalen, want je vertelt best veel.’